Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

 

Artikel 38
1
Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van artikel 34, eerste lid, onderdeel a, degene die uitkering op grond van deze wet ontvangt en voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt, onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten gedurende maximaal twee jaar.
2
Onder additionele werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid worden primair op de arbeidsinschakeling gerichte werkzaamheden verstaan die onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders in het kader van deze wet worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid, en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
3
Voor de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, worden werkzaamheden, verricht in het kader van een andere voorziening als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, voor maximaal zes maanden buiten beschouwing gelaten indien er naar het oordeel van het college een reëel uitzicht is op een dienstbetrekking bij degene bij wie de werkzaamheden worden verricht van dezelfde of grotere omvang die aanvangt tijdens of aansluitend op die zes maanden.
4
Voor de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, worden werkzaamheden verricht voor 1 januari 2007, buiten beschouwing gelaten.
5
Met betrekking tot degene die op grond van het eerste lid additionele werkzaamheden verricht, beoordeelt het college na een periode van 9 maanden na de aanvang van die werkzaamheden of het verrichten van die werkzaamheden een adequate voorziening is, dan wel of een andere voorziening op grond van artikel 34, eerste lid, onderdeel a, de voorkeur heeft. Indien een andere voorziening op grond van artikel 34, eerste lid, onderdeel a, naar het oordeel van het college de voorkeur heeft, wordt het verrichten van de additionele werkzaamheden twaalf maanden na aanvang van die werkzaamheden beëindigd en aansluitend die andere voorziening op grond van artikel 34, eerste lid, onderdeel a, aangeboden.
6
Met betrekking tot degene die op grond van het eerste lid additionele werkzaamheden verricht, beoordelen burgemeester en wethouders uiterlijk 3 maanden voor afloop van de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, of, met het oog op de arbeidsinschakeling, een andere voorziening op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, meer adequaat is. Indien dat niet het geval is, kunnen burgemeester en wethouders de termijn van twee jaar verlengen met een jaar, onder de voorwaarde dat de belanghebbende in het derde jaar in een andere omgeving andere additionele werkzaamheden verricht dan die hij in de eerste twee jaar heeft verricht.
7
Indien de termijn van twee jaar is verlengd op grond van het zesde lid, beoordelen burgemeester en wethouders uiterlijk 3 maanden voor afloop van het derde jaar of, met het oog op de arbeidsinschakeling, een andere voorziening op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, meer adequaat is. Indien dat niet het geval is, kunnen burgemeester en wethouders de termijn nogmaals verlengen met een jaar.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •